mekkeren
Nederlands
Woordafbreking
- mek·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het natuurlijke geluid van geiten maken’ voor het eerst aangetroffen in 1783 [1]
- Afkomstig van de klanknabootsing van het geluid dat een geit maakt als zij mekkert.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mekkeren /ˈmɛ.kə.rə(n)/ |
mekkerde /ˈmɛ.kər.də/ |
gemekkerd /ɣə.ˈmɛ.kərt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
mekkeren
- inergatief (dierengeluid) het geluid van een geit maken
- Als ik de geiten in de wei hoor mekkeren weet ik dat ik dichtbij huis ben.
- iemand zingend in slaap wiegen
- Zijn moeder moest hem altijd rustig mekkeren, anders bleef hij de hele nacht wakker.
- inergatief zeuren
- Zit toch niet zo te mekkeren en eet je eten op!
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord mekkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mekkeren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.