matste

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mat·ste (bijvoeglijk naamwoord)
  • mats·te (werkwoord)

Bijvoeglijk naamwoord

matste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van mat

Werkwoord

vervoeging van
matsen

matste

  1. enkelvoud verleden tijd van matsen
    • Ik matste. 
    • Jij matste. 
    • Hij, zij, het matste. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.