matsen
Nederlands
Woordafbreking
- mat·sen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘iemand een voordeeltje gunnen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1974 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
matsen |
matste |
gematst |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
matsen
- inergatief het niet zo nauw te nemen met de regeltjes; de zaken gunstiger voorstellen dan ze zijn
- Als je matst bij je meting ben je geen goede wetenschapper.
- overgankelijk iemand onverdiend bevoordelen
- Hij werd duidelijk gematst.
Gangbaarheid
- Het woord matsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'matsen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.