maror

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  maror    (hulp, bestand)
  • IPA: /maˈrɔr/
Woordafbreking
  • ma·ror
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maror meroriem
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

maror v/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (voeding) bitter kruid, met name gegeten bij de sedermaaltijd

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord maror staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.