marketing

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·ke·ting
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘afzetplan’ voor het eerst aangetroffen in 1960 [1]
  • Leenwoord uit het Engels.
enkelvoud meervoud
naamwoord marketing -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

marketing v

  1. (economie) het opstellen van plannen voor de vergroting of de handhaving van de afzet
    • Marketing is een belangrijk begrip in de economie. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord marketing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.