marketing
Nederlands
Woordafbreking
- mar·ke·ting
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘afzetplan’ voor het eerst aangetroffen in 1960 [1]
- Leenwoord uit het Engels.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marketing | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
marketing v
- (economie) het opstellen van plannen voor de vergroting of de handhaving van de afzet
- Marketing is een belangrijk begrip in de economie.
Hyponiemen
- actiemarketing, ambushmarketing, buzzmarketing, e-mailmarketing, geomarketing, internetmarketing, locatiemarketing, relatiemarketing, telemarketing, zoekmachinemarketing
Gangbaarheid
- Het woord marketing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'marketing' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.