margedag

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·ge·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord margedag margedagen
verkleinwoord margedagje margedagjes

Zelfstandig naamwoord

margedag m

  1. dag waarop de scholen dicht zijn buiten de normale vakanties. Over het algemeen gebruikt om de docenten bij te scholen.
    • Als de margedag op een dag valt dat uw kind de BSO al regulier bezoekt, worden alleen de extra uren in rekening gebracht. 
Synoniemen
  • nascholingsdag

Gangbaarheid

  • Het woord 'margedag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.