maaitijd

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maai·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maaitijd maaitijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

maaitijd m

  1. de periode van het jaar dat (het gras) afgeknipt wordt, hooitijd
    • De maaitijd voor grasland begint in mei. 

Gangbaarheid

  • Het woord maaitijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.