lullen
Nederlands
Woordafbreking
- lul·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kletsen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1709 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lullen /'lʏlə(n)/ |
lulde /'lʏldə/ |
geluld /ɣə'lʏlt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
lullen
- (informeel) onzin uitkramen
- Wat zit je nou te lullen?
- (informeel) verraden
- Hij heeft tegen de politie zitten lullen.
Vertalingen
1. onzin uitkramen
Gangbaarheid
- Het woord lullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lullen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.