lommer
Nederlands
Woordafbreking
- lom·mer
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schaduw van gebladerte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1487 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lommer | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
lommer m
- schaduw
Gangbaarheid
- Het woord lommer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lommer' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen. |
Deens
Woordafbreking
- lom·mer
Naar frequentie | 6577 |
---|
Zelfstandig naamwoord
lommer, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van lomme
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.