ligdag

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lig·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ligdag ligdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ligdag m

  1. (scheepvaart) dag dat een schip in de haven ligt om gelost en geladen te worden of om andere redenen niet vaart
    • De race van gisteren, die de beslissing had kunnen brengen, werd wegens gebrek aan wind uitgesteld. De twee rivaliserende boten voeren wel de Middellandse Zee op, maar al snel werd duidelijk dat een koufront vanuit het noorden ervoor zorgde dat er nauwelijks wind op zee stond. Na 75 minuten besloot de organisatie de geplande race van gisteren uit te stellen naar morgen, want vandaag is een ‘ligdag’. Dan zal moeder natuur wel moeten meewerken. In 2003 wachtten de boten dagenlang op een bries.[1] 
  1. (medisch) dag dat men in het ziekenhuis verblijft als patiënt
    • ‘Nieuwe regelgeving schrijft voor dat je na drie nachten naar huis moet’, schrijft Bruno Iserbyt in een open brief aan minister De Block. Maar het kabinet pareert de kritiek: ‘Volksgezondheid heeft geen enkele norm opgelegd over verblijfsduur na een bevalling. Er is alleen vastgelegd dat het Riziv ziekenhuizen 4,1 ligdagen per bevalling terugbetaalt.’ [2]  
    • De ziekenhuizen bezuinigen op hun beurt doordat het het aantal ligdagen wordt verminderd. Ziekenhuizen kunnen daardoor toe met minder bedden. Ook het aantal verwijzingen van de eerste naar de tweede lijn is aan het verminderen. Huisartsen nemen steeds meer zorgtaken over die eerder nog in het ziekenhuis plaatsvonden. [3] 
Synoniemen
  • [1] wachtdag

Gangbaarheid

  • Het woord ligdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
74 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. NRC 2 juli 2007
  2. de Standaard 13/11/2015 door Michiel Snoeck
  3. Tubantia 25-02-2013
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.