lellebel
Nederlands
Woordafbreking
- lel·le·bel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘slonzige vrouw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1887 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lellebel | lellebellen |
verkleinwoord | lellebelletje | lellebelletjes |
Zelfstandig naamwoord
lellebel v
- hoer, snol, slet, lichtekooi
- Dat meisje gedroeg zich als een echte lellebel.
Gangbaarheid
- Het woord lellebel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lellebel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.