lasteraar
Nederlands
Woordafbreking
- las·te·raar
Zelfstandig naamwoord
lasteraar m [1]
- iemand die op een leugenachtige manier kwaadspreekt over anderen
- Imams citeren zijn vreedzame teksten, maar vergeten dat hij óók een boek heeft geschreven met als titel: Het zwaard trekken tegen de lasteraar van de profeet. Dat soort dingen hoort ook bij de islam.”[2]
- Zo noemde Sarkozy zijn politieke tegenstrever een lasteraar en een leugenaar, terwijl Hollande Sarkozy onder meer beschuldigde van vriendjespolitiek. Een duidelijke winnaar leek het debat niet op te leveren.[3]
Synoniemen
- roddelaar, kwatong, vuilspuiter, addertong, eerrover, slangentong, lastertong
Hyponiemen
- godslasteraar
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord lasteraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Andreas Kouwenhoven 13 januari 2017
- De Standaard 03/05/2012 door jvt, dgs
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.