laak
Nederlands
Woordafbreking
- laak
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘wetering, poel, plas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 723 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | laak | laken |
verkleinwoord | laakje | laakjes |
Zelfstandig naamwoord
laak v/m
- (waterstaat) een beek of gegraven waterloop, welke in het verleden de grens vormde tussen twee marken: gemeenschappelijke, ongecultiveerde gronden
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.