kwijt
Nederlands
Woordafbreking
- kwijt
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrij van, niet meer in het bezit van’ voor het eerst aangetroffen in 1237 [1]
- Van het middelnederlandse quiet, "vrij, verlost van", waarschijnlijk van het oudfranse quite, van het klassiek latijn quietus, "rustig".[2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | kwijt |
verbogen | (alleen predicaat) |
Bijvoeglijk naamwoord
kwijt
- ~ + oorzakelijk voorwerp niet meer weten waar iets is
- Hij is zijn horloge kwijt.
Uitdrukkingen en gezegden
- kwijt zijn
Vertalingen
kwijt zijn
Duits: los sein |
Gangbaarheid
- Het woord kwijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kwijt' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.