kroot
Nederlands
Woordafbreking
- kroot
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘biet’ voor het eerst aangetroffen in 1569 [1]
- ontleend aan het Frans carote [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kroot | kroten |
verkleinwoord | krootje | krootjes |
Synoniemen
- bietenkroot, biet, peen, voederbiet, beetwortel, suikerbiet, mangelwortel
Uitdrukkingen en gezegden
- zo rood als een kroot
heftig blozend
Gangbaarheid
- Het woord kroot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kroot' herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.