kreuken
Nederlands
Woordafbreking
- kreu·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vouwen maken’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
- afgeleid van kreuk met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kreuken |
kreukte |
gekreukt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
kreuken
- overgankelijk het aanbrengen van min of meer permanente vouwtjes in een glad oppervlak
- De bladzijde werd door dat baldadige mispunt helemaal gekreukt.
- ergatief gekreukt raken
- Die linnen jurk is erg mooi, maar kreukt altijd verschrikkelijk.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Hyponiemen
- omkreuken, verkreuken
Gangbaarheid
- Het woord kreuken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kreuken' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.