krachtens
Nederlands
Woordafbreking
- krach·tens
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1817 [1]
- mogelijk afgeleid van krachten (datief meervoud) met het achtervoegsel -s; in de 18e eeuw kende het Nederlands de uitdrukking "uit krachte" (datief enkelvoud) met de betekenis "uit hoofde van"; onder invloed van het Duitse Kraft kan hieruit een voorzetsel zijn ontstaan [2][3][4]
Voorzetsel
krachtens
- (formeel) met het vermogen of bevoegdheid die voortvloeit uit, op grond van
- De massamedia versterken dit verschil doordat zij krachtens hun aard eerder het nieuwe dan het normale verslaan, en daarom directe acties groter doen lijken dan zij zijn. [5]
Gangbaarheid
- Het woord krachtens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'krachtens' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "krachtens" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Marin, P. Nederduitsch en Fransch woorden-boek 6e druk (1793) D.J. Changuion, Amsterdam; p. 510
- krachtens op website: Etymologiebank.nl
- Daalder, H. (eds. J.Th.J. van den Berg en B. Tromp) Politiek en historie. Opstellen over Nederlandse politiek en vergelijkende politieke wetenschap. (2011) Bert Bakker, Amsterdam; ISBN 9035109031; p. 200/201; geraadpleegd 2016-05-06
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.