kolk
Nederlands
Woordafbreking
- kolk
Zelfstandig naamwoord
kolk v/m
- een slurfvormige draaiing, met name in een watermassa
- Het kan gevaarlijk zijn voor een schip om in een kolk verzeild te raken.
- diepe kuil, plas of put gevuld met water
Hyponiemen
- askolk, draaikolk, rioolkolk, roetkolk, schutkolk, sluiskolk, straatkolk, vuurkolk
Afgeleide begrippen
- kolkdijk, kolken, kolkenzuiger, kolkgat, kolksluis
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kolken |
kolk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kolken
- Ik kolk.
- gebiedende wijs van kolken
- Kolk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kolken
- Kolk je?
Gangbaarheid
- Het woord kolk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kolk' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.