kolken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kol·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kolken
kolkte
gekolkt
zwak -t volledig

Werkwoord

kolken

  1. ergatief met een draaiiende beweging stijgen of dalen
    • Er was al een gat in de dijk gekolkt. 
  1. inergatief overdrachtelijk emotioneel heftig in beweging zijn
    • Ik kolkte innerlijk van woede maar wist me gelukkig te beheersen. 

Zelfstandig naamwoord

kolken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kolk

Gangbaarheid

  • Het woord kolken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.