kolken
Nederlands
Woordafbreking
- kol·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kolken |
kolkte |
gekolkt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
kolken
- ergatief met een draaiiende beweging stijgen of dalen
- Er was al een gat in de dijk gekolkt.
- inergatief overdrachtelijk emotioneel heftig in beweging zijn
- Ik kolkte innerlijk van woede maar wist me gelukkig te beheersen.
Gangbaarheid
- Het woord kolken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kolken' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.