koedoe

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koe·doe
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘herkauwer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1762 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord koedoe koedoes
verkleinwoord koedoetje koedoetjes

Zelfstandig naamwoord

koedoe m

  1. (zoogdieren) Tragelaphus sp. een geslacht van schroefhoornrunderen uit Afrika
    • De botsing met een koedoe kan een auto flink toetakelen. 

Gangbaarheid

  • Het woord koedoe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
41 %van de Nederlanders;
20 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.