koedoe
Nederlands
Woordafbreking
- koe·doe
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘herkauwer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1762 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koedoe | koedoes |
verkleinwoord | koedoetje | koedoetjes |
Zelfstandig naamwoord
koedoe m
- (zoogdieren) Tragelaphus sp.
een geslacht van schroefhoornrunderen uit Afrika
- De botsing met een koedoe kan een auto flink toetakelen.
Gangbaarheid
- Het woord koedoe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'koedoe' herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.