knickerbocker

Nederlands

heren met knickerbockers
Uitspraak
Woordafbreking
  • knic·ker·boc·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kniebroek’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
  • afgeleid van Diedrich Knickerbocker [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord knickerbocker knickerbockers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

knickerbocker m [3]

  1. (kleding) wijde korte broek waarvan de pijpen onder de knie zijn samengebonden
    • Op de Hazeltine National Golf Club in Chaska Minnesota, waar gisteren het PGA Championship is begonnen, ligt een plaquette die herinnert aan de meest markante golfer die de Verenigde Staten heeft gekend. Payne Stewart speelde altijd in een knickerbocker en een trui in afwisselende kleurstellingen. En hij droeg ook een ouderwetse pet. Andere golfers kleedden zich volgens de regels. Stewart wilde anders zijn. Hij was anders.[4] 
    • Alleen Nancy Reagan wist er binnen het protocol nog een feest van te maken qua geldsmijterij en het inhuren van een glamoureuze modeontwerper om haar magere poppenlijfje tiptop in te pakken. In Reagans geval was dat James Galanos, hofleverancier van Diana Ross, die Nancy consequent Dynasty-waardig kleedde en slechts één keer uit de bocht vloog: toen hij Mrs. President in een met kralen opgesierde knickerbocker naar de Amerikaanse ambassade in Parijs liet gaan.[5]  
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord knickerbocker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.