kluwen
Nederlands
Woordafbreking
- klu·wen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘knot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kluwen | kluwens |
verkleinwoord | kluwentje | kluwentjes |
Zelfstandig naamwoord
kluwen m en o
- los om zichzelf opgewonden hoeveelheid wol, garen enz
- Ik heb nog een kluwen rode wol, daarmee komt de trui wel af.
Vertalingen
1. los om zichzelf opgewonden hoeveelheid wol, garen enz
Gangbaarheid
- Het woord kluwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kluwen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.