klucht
Nederlands
Woordafbreking
- klucht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kort grappig toneelstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1528 [1]
- Komt uit een Zuidoost-Nederlands dialect waar het koppel, troep of kudde betekent. Dit woord is vermoedelijk afgeleid van het 16e-eeuwse kluft, wat menigte betekent. Volgens anderen is het woord ‘klucht’ verwant met ‘klieven’ en betekent het: ‘stuk’).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klucht | kluchten |
verkleinwoord | kluchtje | kluchtjes |
Zelfstandig naamwoord
klucht v/m
- een kort toneelstukje waarin een komisch geval uit het dagelijks leven wordt behandeld
- een groep samenlevende dieren zoals een troep vogels, met name een ouderpaar met broedsel
- Een klucht patrijzen had zich daar gevestigd.
- een lachwekkend voorval
Vertalingen
2. een groep samenlevende dieren zoals een troep vogels, met name een ouderpaar met broedsel
Gangbaarheid
- Het woord klucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'klucht' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.