kleurenblind
Nederlands
![](../I/m/Speelgoed-tuin-dichroom.jpg)
linksonder: hoe een 'rood-kleurenblinde' de foto boven ziet, rechtsonder: hoe een 'groen-kleurenblinde' die ziet
Woordafbreking
- kleu·ren·blind
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kleur en blind met het invoegsel -en-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kleurenblind | kleurenblinder | kleurenblindst |
verbogen | kleurenblinde | kleurenblindere | kleurenblindste |
partitief | kleurenblinds | kleurenblinders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
kleurenblind [1]
- (medisch) het niet volledig normaal waarnemen van kleuren
- Rood-groenkleurenblindheid komt het meest voor bij mannen. De geel-blauwekleurenblindheid komt bij mannen en vrouwen evenveel voor.
- (figuurlijk) helemaal niet racistisch zijn
- Doe niet net of je kleurenblind bent, maar praat met je kinderen over de positie die ze innemen. De enige moeder die dat met haar kind uit het experiment met witte en zwarte pop gedaan had, zag het meisje ook een afwijkend antwoord geven op de vraag welke van de twee poppen de baas was: „Niemand is de baas. Je bent alleen de baas over jezelf.” [2]
Afgeleide begrippen
- kleurenblindheid
Gangbaarheid
- Het woord kleurenblind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kleurenblind' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.