klauwier
Nederlands
Woordafbreking
- klau·wier
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1762 [1]
- afgeleid van klauw met het achtervoegsel -ier [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klauwier | klauwieren |
verkleinwoord | klauwiertje | klauwiertjes |
Zelfstandig naamwoord
Gangbaarheid
- Het woord klauwier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'klauwier' herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "klauwier" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- klauwier op website: Etymologiebank.nl
- klauwier op website: Etymologiebank.nl
- klauwier op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.