kietelen
Nederlands
Woordafbreking
- kie·te·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘een kriebeling opwekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kietelen |
kietelde |
gekieteld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
kietelen
- overgankelijk het prikkelen van gevoelige stukken huid bij anderen door middel van licht aanraken
- De kleine hersenen reageren fel op de onverwachte impulsen, wanneer iemand gekieteld wordt.
- kietelend aanvoelen
- Mijn dikke teen kietelt.
Afgeleide begrippen
- kieteldood, kietelaar, kieteling
Vertalingen
1. het prikkelen van gevoelige stukken huid bij anderen door middel van licht aanraken
Gangbaarheid
- Het woord kietelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kietelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.