keuterij
Nederlands
Woordafbreking
- keu·te·rij
Woordherkomst en -opbouw
- boerderij van een keuterboer met het achtervoegsel -erij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | keuterij | keuterijen |
verkleinwoord | keuterijtje | keuterijtjes |
Zelfstandig naamwoord
keuterij v [1]
- behuizing van een keuterboer meestal met alleen een stenen voorgevel terwijl de rest van het huis van hout gemaakt is
- Keuterijen heten ze, de kleine boerderijen die overal in Drenthe staan. Meestal zijn ze in de negentiende of de vroege twintigste eeuw gebouwd door keuterboeren, boeren die niet gentoeg land hadden om van te leven en daarom ook nog als dagloner moesten werken. Hun behuizingen zijn overeenkomstig hun schamele bestaan: klein en gemaakt van materialen die in de directe omgeving voorhanden waren, zoals hout, baksteen en riet. Keuterboeren bestaan niet meer en hun keuterijen verdwijnen in hoog tempo. Meestal staan ze op landelijke plekken en worden ze gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. [2]
Gangbaarheid
- Het woord keuterij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'keuterij' herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.