kazen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kazen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ka:zə(n)/
Woordafbreking
  • ka·zen

Zelfstandig naamwoord

kazen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kaas
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kazen
/'kaːzə(n)/
kaasde
/'kaːsdə/
gekaasd
/ɣə'kaːst/
zwak -d volledig

Werkwoord

kazen

  1. (verouderd) dik worden, aankomen[1]
  2. kaas maken
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord kazen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. "Kazen" in het Nieuw Volledig Zakwoordenboek der Nederlandsche Taal (1864), p. 160.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.