karbouw

karbouwen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kar·bouw
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘herkauwer’ voor het eerst aangetroffen in 1786 [1]
  • >Indonesisch: kerbau
enkelvoud meervoud
naamwoord karbouw karbouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

karbouw m

  1. (veeteelt), (zoogdieren) Bubalus bubalis een tot de runderen behorend trekdier dat veel gebruikt wordt op rijstvelden
    • In Indonesië is een karbouw een alledaagse verschijning. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord karbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
38 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.