karbouw
![](../I/m/Water_buffalo_bathing.jpg)
karbouwen
Nederlands
Woordafbreking
- kar·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘herkauwer’ voor het eerst aangetroffen in 1786 [1]
- >Indonesisch: kerbau
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | karbouw | karbouwen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
karbouw m
- (veeteelt), (zoogdieren) Bubalus bubalis
een tot de runderen behorend trekdier dat veel gebruikt wordt op rijstvelden
- In Indonesië is een karbouw een alledaagse verschijning.
Vertalingen
1. Bubalis bubalis
Gangbaarheid
- Het woord karbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'karbouw' herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.