kaffer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kaffer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɑfər/
Woordafbreking
  • kaf·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaffer kaffers
verkleinwoord kaffertje kaffertjes

Zelfstandig naamwoord

kaffer m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (scheldwoord) (pejoratief) lomperd, stommeling
  2. zwarte Zuid-Afrikaan (vroeger), Bantoe in Zuid-Afrika
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
kafferen

kaffer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kafferen
    • Ik kaffer. 
  2. gebiedende wijs van kafferen
    • Kaffer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kafferen
    • Kaffer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kaffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.