kaashoer
Nederlands
Woordafbreking
- kaas·hoer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kaas zn "pejoratief voor Nederlander" en hoer zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaashoer | kaashoeren |
verkleinwoord | kaashoertje | kaashoertjes |
Zelfstandig naamwoord
kaashoer v
- (scheldwoord) ontuchtige blanke of Nederlandse vrouw
- Her en der werd geopperd dat het hier eigenlijk niet om racisme ging maar om jaloezie: de jongens waren niet zozeer boos over de huidskleur van de vriend, maar over het feit dat zij geen Marokkaanse vriendin hadden en hij wel. Wanneer ze een blanke vriend had gehad, was ze ook uitgescholden, alleen met andere woorden: kaashoer of kankerhoer of zoiets. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'kaashoer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.