juvenaat
Nederlands
Woordafbreking
- ju·ve·naat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘school voor aspirant-kloosterlingen’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | juvenaat | juvenaten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
juvenaat o [3]
- onderwijsinstelling die vaak aan mannenkloosters was verbonden en die de eerste fase vormt in de opleiding tot kloosterling
- „Je moet goed denken aan de historische context van wat je zoekt. Ik heb meegewerkt aan het onderzoek naar misbruik in de katholieke kerk. Veel journalisten gingen zoeken op het woord internaat. Maar in die tijd werden internaten meestal anders genoemd, dat was bijvoorbeeld kostschool, juvenaat of klein-seminarie. Verplaatsen in de historische context geeft dus meer resultaat bij archiefzoek. Goed archiefonderzoek begint met literatuuronderzoek.” [4]
Gangbaarheid
- Het woord juvenaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'juvenaat' herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "juvenaat" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- juvenaat op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Laura Wismans 9 februari 2013
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.