jutten
Nederlands
Woordafbreking
- jut·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jutten |
jutte |
gejut |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
jutten
- overgankelijk zich op de kust aangespoeld materiaal toeëigenen
- Hij jutte hout op het strand en maakte er kunstwerken van.
Hyponiemen
- opjutten, strandjutten
Afgeleide begrippen
- gejut, jutmis, jutter, kop van Jut zijn
Werkwoord
vervoeging van |
---|
jutten |
jutten
- meervoud verleden tijd van jutten
- Wij jutten.
- Jullie jutten.
- Zij jutten.
- Wij jutten.
Gangbaarheid
- Het woord jutten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jutten' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.