jurering
Nederlands
Woordafbreking
- ju·re·ring
Zelfstandig naamwoord
jurering v [1]
- beoordeling door een groep deskundigen
- Dat bleek maandagmiddag bij de bekendmaking van de jurering van het bloemencorso op het feestterrein. Zondag was de publieksuitslag trouwens al bekendgemaakt. [2]
- Het voorgevoel was juist. Gisteren gingen Duitsland en Zuid-Korea in de fout en groeide het besef dat Nederland inderdaad maandag erbij is in de landenwedstrijd. "Nee, verwacht had ik het niet. Al wisten we dat we geen fouten hadden meegenomen en een goede score hadden. Je moet alleen hopen dat de strenge jurering ook de tweede dag wordt doorgetrokken." [3]
- "Ik had het gevoel dat je de handdoek in de ring hebt gegooid. Jammer, want je hebt zoveel potentie", zei Janny van der Heijden tijdens de jurering. "Dat is jammer." [4]
Gangbaarheid
- Het woord jurering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jurering' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia P. Zandee 3 september 2018 Tijdmachine en Slakkenspoor favoriet op corso Festunique
- Tubantia 27 oktober 2018 Bram Louwije ziet naturalisatie beloond
- Tubantia E. den Hollander 30 december 2018 Maroeska zorgt voor vuurwerk in oudejaarsaflevering Heel Holland Bakt
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.