jubilaris
Nederlands
Woordafbreking
- ju·bi·la·ris
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘die een jubileum viert’ voor het eerst aangetroffen in 1659 [1]
- Verwant met jubileum. Zie aldaar.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jubilaris | jubilarissen |
verkleinwoord |
Gangbaarheid
- Het woord jubilaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jubilaris' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.