jubilaris

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ju·bi·la·ris
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘die een jubileum viert’ voor het eerst aangetroffen in 1659 [1]
  • Verwant met jubileum. Zie aldaar.
enkelvoud meervoud
naamwoord jubilaris jubilarissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

jubilaris; m

  1. iemand die zijn jubileum viert
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord jubilaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.