jolig
Nederlands
Woordafbreking
- jo·lig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vol vrolijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
- afgeleid van jool (stam van het werkwoord jolen) met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | jolig | joliger | joligst |
verbogen | jolige | joligere | joligste |
partitief | joligs | joligers | - |
Gangbaarheid
- Het woord jolig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jolig' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.