inzicht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inzicht    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈɪnzɪχt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɪnzɪxt/
    • (Limburg): /ˈɪnzɪx/
Woordafbreking
  • in·zicht
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van inzien (met het achtervoegsel -t).
enkelvoud meervoud
naamwoord inzicht inzichten
verkleinwoord inzichtje inzichtjes

Zelfstandig naamwoord

inzicht o

  1. het doorhebben hoe iets in elkaar zit
    • Hij heeft een goed inzicht in schaak. 
  1. het beseffen of erkennen van iets
    • Inzicht is de eerste stap tot verandering. 
  1. inzage; het inzien (van een document)
    • Hij kreeg inzicht in een paar van de belangrijkste documenten. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • beleidsinzicht, koersinzicht, levensinzicht, schuldinzicht, spelinzicht, zelfinzicht, ziekte-inzicht
Afgeleide begrippen
  • inzichtelijk, inzichtgevend, inzichtig, inzichtkaart, inzichtsvraag, inzichtvraag
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord inzicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.