benul

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·nul
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘begrip’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1862 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord benul -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

benul o

  1. besef, begrip, idee
    • Je moet wel enig benul hebben van wat je aan het doen bent. 
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • geen flauw benul van iets hebben

Gangbaarheid

  • Het woord benul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.