inzagen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: inzagen (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈɪnzaχə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɪnzaɣə(n)/
Woordafbreking
- in·za·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van in bw en zagen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inzagen |
zaagde in |
ingezaagd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inzien |
inzagen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inzien
- ...dat wij inzagen.
- ...dat jullie inzagen.
- ...dat zij inzagen.
- ...dat wij inzagen.
Gangbaarheid
- Het woord inzagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inzagen' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.