interlokaal
Nederlands
Woordafbreking
- in·ter·lo·kaal
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | interlokaal | interlokaler | interlokaalst |
verbogen | interlokale | interlokalere | interlokaalste |
partitief | interlokaals | interlokalers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
interlokaal
- tussen gemeenten onderling, tussen bepaalde gebieden
- Chavannes' visie op de talentoekomst is blijkbaar dat iedereen in Europa, de Nederlanders voorop, “perfect tweetalig” zou moeten worden: allemaal Engels, en ieder zijn streektaal. Ik geloof daar om een aantal redenen niet zo in. Het Engels zal zeker belangrijker worden in het interlokale Europese verkeer, maar echt tweetalig zie ik het overgrote deel van het continent niet worden. [1]
Gangbaarheid
- Het woord interlokaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'interlokaal' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.