instructief
Nederlands
Woordafbreking
- in·struc·tief
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van instructie met het achtervoegsel -ief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | instructief | instructieven |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
instructief m
- (taalkunde) naamval die het gebruikte middel aanduidt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | instructief | instructiever | instructiefst |
verbogen | instructieve | instructievere | instructiefste |
partitief | instructiefs | instructievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
instructief
- instructies bevattend, leerzaam
- Opmerkingen die een instructief karakter hadden.
Gangbaarheid
- Het woord instructief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'instructief' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.