inkorting

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·kor·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inkorting inkortingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

inkorting v [1]

  1. het minder lang maken van iets
    • Die dankte hij echter aan de inkorting van het eerste onderdeel. Door de sterke stroming hoefden de deelnemers slechts 1,9 kilometer te zwemmen in plaats van de dubbele afstand. Het fietstraject was wel de normale 180 kilometer evenals de afsluitende marathonloop. [2] 
    • Dan is er ook nog de inkorting van de ww-periode. Vanaf 1 januari 2016 wordt die geleidelijk afgebouwd naar 24 maanden. Dat was tot vandaag maximaal 38 maanden. [3] 
    • De minister van Volksgezondheid Jane Philpott erkende dat de inkorting van de uitsluitingsperiode geen radicale verandering is, en nog steeds veel mannen belet om bloed te geven, maar had het over 'een stap in de goede richting'. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord inkorting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.