incasso

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·cas·so
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘het incasseren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord incasso incasso's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

incasso o

  1. het ontvangen van geld

Gangbaarheid

  • Het woord incasso staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.