imponeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·po·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontzag inboezemen’ voor het eerst aangetroffen in 1923 [1]
  • afgeleid van het Franse imposer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
imponeren
imponeerde
geïmponeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

imponeren

  1. overgankelijk ontzag inboezemen
    • Zijn prestatie imponeerde de toeschouwers. 
Afgeleide begrippen
  • imponeergedrag
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord imponeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.