ijdeltuit
Nederlands
Woordafbreking
- ij·del·tuit
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘iemand die erg ijdel is’ voor het eerst aangetroffen in 1501 [1]
- samenstelling van ijdel en tuit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijdeltuit | ijdeltuiten |
verkleinwoord | ijdeltuitje | ijdeltuitjes |
Zelfstandig naamwoord
ijdeltuit v/m
- iemand die overdreven aandacht heeft voor de uiterlijke verschijning
- Sta je nou weer voor de spiegel? Wat ben je toch een ijdeltuit!
Gangbaarheid
- Het woord ijdeltuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ijdeltuit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.