hups
Nederlands
Woordafbreking
- hups
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hups | hupser | hupst |
verbogen | hupse | hupsere | hupste |
partitief | hups | hupsers | - |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
hupsen |
hups
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hupsen
- Ik hups.
- gebiedende wijs van hupsen
- Hups!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hupsen
- Hups je?
Gangbaarheid
- Het woord hups staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hups' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.