hum
Nederlands
Woordafbreking
- hum
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘goed humeur, schik’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
- In de betekenis van ‘hum* tussenwerpsel: uitroep van twijfel of om aandacht te trekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1561 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hum | - |
verkleinwoord | hummetje | hummetjes |
Gangbaarheid
- Het woord hum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hum' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.