hospitaliseren
Nederlands
Woordafbreking
- hos·pi·ta·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hospitaliseren |
hospitaliseerde |
gehospitaliseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
hospitaliseren [2]
- overgankelijk in een ziekenhuis opnemen
- onovergankelijk zo gewend zijn geraakt aan de verzorging in een ziekenhuis dat men zich daarbuiten nauelijks kan handhaven
Gangbaarheid
- Het woord hospitaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hospitaliseren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.