hospitaliseren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hos·pi·ta·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hospitaliseren
hospitaliseerde
gehospitaliseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

hospitaliseren [2]

  1. overgankelijk in een ziekenhuis opnemen
  2. onovergankelijk zo gewend zijn geraakt aan de verzorging in een ziekenhuis dat men zich daarbuiten nauelijks kan handhaven
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hospitaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.