horig
Nederlands
Woordafbreking
- ho·rig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onderworpen’ voor het eerst aangetroffen in 701 [1]
- Naamwoord van handeling van horen of behoren met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | horig | horiger | horigst |
verbogen | horige | horigere | horigste |
partitief | horigs | horigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
horig
- (middeleeuwen) verplicht diensten te verlenen aan een heer en gebonden aan het land
- Een horige boer had wel eigen bezit dat vererfd mocht worden.
Gangbaarheid
- Het woord horig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'horig' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.