hopper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hopper    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɔpər/
Woordafbreking
  • hop·per
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘baggervaartuig’ voor het eerst aangetroffen in 1905 [1]
  • Naamwoord van handeling van hoppen met het achtervoegsel -er [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord hopper hoppers
verkleinwoord hoppertje hoppertjes

Zelfstandig naamwoord

hopper m [5] [6]

  1. voertuig waarmee men kan hoppen
  2. trechtervormige laadruimte met een losklep
  3. (scheepvaart) vaartuig, ingericht met een trechtervormige laadruimte, om bagger te vervoeren, onderlosser
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • hopperkapitein, hoppermolen, hopperzuiger

Gangbaarheid

  • Het woord hopper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • hop·per

Werkwoord

hopper

  1. tegenwoordige tijd van hoppe

Zelfstandig naamwoord

hopper, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van hoppe


Noors

Woordafbreking
  • hop·per
Naar frequentie 1842

Werkwoord

hopper

  1. tegenwoordige tijd van hoppe

Zelfstandig naamwoord

hopper, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van hoppe


Nynorsk

Woordafbreking
  • hop·per

Zelfstandig naamwoord

hopper, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van hoppe
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.